Het meisje heette Alba – "Ochtendgloren" – en mocht op 17 december 2006 de computer starten die de grote spiegel boven Viganella met de zonnebaan coördineert. De heliostaat ensceneert op commando een eigen zonsopgang boven het dorp. De zonreflector bestaat uit 14 spiegeldelen, samen 40 vierkante meter, weegt 11 ton, werd per helikopter naar 1100 meter +NN getild, binnen twee weken gemonteerd en haalde het dorpje voorgoed uit zijn mistroostige winterschaduw. "Een droom is waar geworden!" vond de burgemeester toen op de piazza ineens de zon opging hoewel het dorp van nature gedurende 83 dagen winterdagen in de schaduw van twee bergen ligt.
's Gravezande en zijn zonneklok
Zijn hoofdwerk was het eerste leerboek van de experimentele natuurkunde "Physicis
elementa mathematica, experimentis confirmata …", maar Willem Jacobs 's Gravesande
(1688-1742) ontwierp ook een heliostaat, een soort machine om de zon stil te zetten;
zo kon hij rustig met zonnelicht experimenteren. Omdat de aarde draait, verandert
de plek waar de zon op schijnt. De Leidse hoogleraar in de filosofie gebruikte
een soort klok die met de zon mee een spiegel beweegt. Als de as van die klok precies
gelijk wordt gezet met de as van de aarde, lijkt de zon niet meer te bewegen.
Heliostaten worden in zonnetelescopen en grootschalig in opwekkingsparken
van zonnestroom en bij de binnenverlichting van grote moderne gebouwen toegepast.
MEER →
Op het dak van het Nationale Goethe-Museum te Weimar staat een heliostaat die (zoals
de spiegel van Viganella) overdag automatisch de gang van de zon volgt. Het zonnelicht
dringt door een vensteroog (foto) binnen, passeert een dispersieprisma en valt op
de wand van het imposante trappenhuis in de prachtige kleuren uiteen die hun oorsprong
vinden aan de hemel. De dichter Wolfgang von Goethe heeft zich gedurende veertig
jaar wetenschappelijk met het licht beziggehouden en dat belangwekkender gevonden
dan zijn gehele dichtkunst. Aan het voornaamste object van zijn weetgierigheid –
de kleur – had hij zijn hart verpand. Hij zag dat de mens, staande aan het einde
van de evolutie, het enige wezen was dat al die kleuren uit het binnenste van het
kleurloze kon waarnemen.
MEER →
"Goethe", Poster door Andy Warhol.
Het schitterende spectrum van de regenboog ontstaat pas door het unieke voorstellingsvermogen van de mens. Goethe kon dat nog niet bewijzen; nu gaat dat wel. Licht maakt, ook zo gezien, deel uit van twee werelden – materie en geest. De dichter vond daarom dat de natuurkundige geletterd genoeg moest zijn om te beseffen dat stof en geest op een hoger vlak samenvloeien. Letterlijk: "Man kann von dem Physiker nicht fordern, dass er Philosoph sei; aber man kann von ihm erwarten, dass er so viel philosophische Bildung habe, um sich gründlich von der Welt zu unterscheiden und mit ihr wieder im höhern Sinne zusammenzutreten. - Goethe, Zur Farbenlehre, Verhältnis zur Philosophie.
De uitstromingsleer van Plotinus
Plotinus, Kabbalah
Alle dingen zijn emanaties van Unus, het onzegbare Ene dat zich in het Universum uitdrukt, het heelal. Het woord (Lat. emanatio) betekent "onzichtbare uitstroming") Licht is bijvoorbeeld een emanatie van de zon als het hogere beginsel. Die gedachte gaat terug op de mysticus en wijsgeer Plotinus die in de 3e eeuw na Christus in Egypte en Campanië leerde en als de geniaalste denker geldt van het neoplatonisme, de afsluitende fase van de antieke wijsbegeerte. Volgens Plotinus is de gerichtheid van de mens op een hogere, goddelijke oorsprong inherent aan de emanatie waarmee alles begon, de omkering van dit "komen".
De doctrine van de emanatie wordt sinds de dagen van Plotinus in verband gebracht met de paralleldoctrine van de gezamenlijke eeuwigheid van een universum met God als de veroorzaking van Alles, los van het betrekkelijke verschijnsel van de schepping in de dimensie van de tijd.
Het joodse filosofische systeem, de Kaballah (openbaring), komt eveneens tot de conclusie dat de schepping een emanatie is van God. Ze maakt er de Luriaanse kosmologie van die in abstracte beelden denkt. Rabbi Itschak Luria Ashkenazi (1534-1571) had in het denkerstadje Safed in Opper-Galilea in de 16e-eeuwse een mystieke school waarin hij ex tempore uitlegde hoe het heelal tot stand was gekomen. Ze noemden hem uiteindelijk "ARI de Goddelijke". Na zijn dood werden zijn wijsheden samengevat tot het boek "Etz Chayyim" (Boom des levens).
Luria's model van het ontstaan van de wereld:
In den beginne was er alleen Ein Sof, het Eindeloze; het vulde de onbegrensde.
Toen er besloten werd de schepping te scheppen teneinde Gods eigenschappen te vertonen,
trok alles samen tot Tzimtzum opdat er oneindig licht uit kon voortkomen.
Toen ook dit licht samentrok, verscheen er in zijn midden een lege ruimte die omgeven
was van tien kringen uit dynamische vaten, de Sefirot of Cirkelgetallen.
Daaruit kon de absolute fysieke eenheid voortkomen van de verscheidenheden. Het
eindige heeft uit zichzelf geen bestaan, het is een menselijke verbeelding.
De ideeën van Rabbi Luria hebben in onze tijd weer veel invloed in kringen van de joodse intelligentsia en niet-joodse zinzoekers. Er bestaat zelfs een "Kabbala voor Dummies"
Ook bahá'ís denken dat fysiek bestaan slechts schijnt te bestaan, zoals een fata morgana. Er bestaat slechts één werkelijke werkelijkheid - die van de sferen Gods. Omdat de ziel "in-dividueel" is, niet deelbaar, kunnen wij in wezen in het transcendente leven, de hemel boven de aarde. Dat is de boodschap van alle Manifestaties van God.
Bahá'í Denkbeeld van God →
Bahá'i Denkbeeld van de Mens →
Bahá'í Denkbeeld van de Dood →
"Licht van boven" © Enochvision
Sir Abbas Effendi, 'Abdu'l-Bahá, de Meester, Parijs 1911
De neoplatonische denkbeelden van Plotinus, bewaard gebleven in zijn "Enneaden", herleven in de leerzame wijsbegeerte van 'Abdu'l-Bahá die als "de Meester" richtinggevend is in de gedachtewereld van de bahá'ís. Het universum is hier een emanatie van het Absolute maar evenaart niet de onbeschrijfelijkheid Gods en Diens werken die niemand kent. Er zijn andere werelden dan dit contingente universum dat weliswaar zo is als ze is, maar niet zo hoefde te zijn. Het is (Lat.) "uni-versus", doelgericht ontstaan, buiten tijd en ruimte, uit het Niets, door een enkel Woord.
Uittreksel van een gespreksnotie over de volmaaktheid Gods:
Briefly, with regard to this theory that all things exist by the Unity, all are agreed—that is to say, the philosophers and the Prophets. But there is a difference between them. The Prophets say, The Knowledge of God has no need of the existence of beings, but the knowledge of the creature needs the existence of things known; if the Knowledge of God had need of any other thing, then it would be the knowledge of the creature, and not that of God. For the Preexistent is different from the phenomenal, and the phenomenal is opposed to the Preexistent; that which we attribute to the creature—that is, the necessities of the contingent beings—we deny for God; for purification, or sanctification from imperfections, is one of His necessary properties.
Een ander voorbeeld van een uitleg door 'Abdu'l-Bahá:
Zoals het schrijven uitgaat van de schrijver en de rede uitgaat van de rederijker zo gaat het universum uit van God. De auteur kan niet identiek worden genoemd aan zijn boek en ook is hij erin niet geïncarneerd. Anderzijds openbaart het boek een of ander over de werking van zijn geest en zijn persoonlijkheid. De mensengeest is een emanatie van God zoals een rede een emanatie is van de rederijker.
Bron:
Het boek
'Abdu'l-Baha "Beantwoorde Vragen"
→ online
'Abdu'l-Bahá "Some Answered Questions" →online
SPIEGELS
Spiegel van de Herschel telescoop |
ESA |
There are two kinds of light - the glow
that illuminates and the glare that obscures.
James Thurber [1]
Christenen geloven dat God op aarde is neergedaald. "Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond", staat in het Evangelie naar Johannes (1,14). Bahá'ís denken dat de komst van God eerder is als de dageraad: Zoals de zon verrijst terwijl hij stilstaat, zo openbaart God zich op de ochtenden van nieuwe tijden in een theofanie, een geestelijke verschijning.
Op een zondag in december 2006 scheen op het dorpsplein van Viganella in de Italiaanse Alpen voor het eerst ook midden in de winter de zon. Het plaatsje ligt in de schaduw van de bergen van Piemonte. Daardoor had er jaarlijks van 11 november tot 2 februari een droefgeestige sfeer geheerst – dan ging in Viganella de zon niet op. Die tijden zijn voorbij, en dat danken de dorpbewoners aan hun burgemeester die aan de bergkam boven het dorp een "heliostaat" heeft laten aanbrengen: een platte spiegel van veertig vierkante meter die via een astronomisch geprogrammeerde mechaniek met de zonnestand meebeweegt. Het gereflecteerde licht vanaf de rotswand boven het dorp is net zo verlichtend en verwarmend als de gewone zonneschijn.
De mens kent al lang de verbazende eigenschap van de spiegel om schijn en werkelijkheid op elkaar te doen lijken. Zo haalden Egyptische priesters met spiegels de zonnegod Amon Ra naar de lichtloze grafkamer van de farao, diep in de piramide. Met gebundeld zonnelicht staken de Maagden van Vesta het heilige haardvuur aan in de rijksstempels van Rome. Volgens een legende zou Archimedes met zijn Griekse spiegelschotel in Siracusa op Sicilië de zeilen van de Romeinse vloot in brand hebben gestoken die het "New York van de antieke" wilde veroveren. In mythische tijden haalde de titanenzoon Prometheus met een spiegel het vuur uit de Olympische hemel. Dat gebeurde volgens de oude Grieken in Kaukazië, het land tussen Zwarte Zee en Kaspische Zee waar prehistorici het begin van de civilisatie vermoeden. [2] Volgens Genesis was het licht, naast hemel en aarde, het eerste dat God schiep. [3]
De zon is een zegen voor het leven doordat hij op afstand blijft; anders was Terra even onleefbaar als Mercurius of Venus of de laaiende gasbol HD 189733b, een planeet die in 2007 nabij de gloedoven van een verre ster werd ontdekt. De Zon die wij God noemen, werkt eveneens op afstand, door middel van een soort 'straling', de Spiritus sanctus of Heilige Geest. Spiritus is Latijn voor "ademtocht". Licht is dan de ademtocht van de sterren. Zon en licht worden in de Bahá'í-geschriften veelvuldig als synoniemen gebruikt voor God en Gods Manifestaties. Aan de heilige Leraren van de mensheid schrijft de historicus Arnold Toynbee de geestelijke evolutie toe van de culturen [*4] die als expressies worden gezien van een geestelijk scheppingsproces, gericht op steeds complexer sociale eenheden. Bahá'u'lláh noemt de Profeten of Manifestaties van God "de eerste Spiegels" van "de Onzichtbare der Onzichtbaren". [5]
Symbolen en metaforen zijn de codes van het inzicht dat naar ontbrekende woorden zoekt. Alleen de mens kan behalve zien ook inzien; dat vermogen onderscheidt hem van alle andere creaties. Het inzicht kan worden belemmerd door de sluierwolken van vooringenomenheid aan het gewelf van het kenvermogen. Jezus prijst het onnozele kind omdat het openstaat voor onderwijzing door de Vader. Hij predikt in gelijkenissen omdat mensen anders "ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen". [6]
De mens kan niet in de zon kijken en aansluitend nog iets zien. Astronomen bekijken de zon door helioscopen met filters en prisma's als gedimde spiegelbeelden. In de Zon ontstaan door kernfusie per seconde 386 biljoen biljoen [386 000 000 000 000 000 000 000 000] megawatt energie. Een fractie van de zonnehitte bereikt de aarde met de zonnewind mee en zorgt voor het wonder van leefbare temperaturen. Als wij het meekomende licht door middel van een lens bundelen ontstaat een brandhaard.
De natuur beschermt ons door de aardatmosfeer tegen de verwoestende bijwerkingen van de zonnestraling – tegen hitte, ultraviolet licht en gammabombardementen. Oogleden en iris beschermen het netvlies tegen overmatige lichtinval. We zien alleen zolang het netvlies rhodopsine bevat, een eiwit dat de het oog binnenstromende fotonen in boodschappen aan de hersenen omzet. Indien de mens aan teveel licht blootstaat verandert helderheid in duisternis. Dit is, in overdrachtelijke zin, ook zo met het aanschouwen van God, een denkbeeld waarbij het ons zwart voor de ogen kan worden.
De natuurkunde stelt zich licht voor als deeltjesstroom of een golvenzee, maar wat licht werkelijk "is" weet geen mens. We kennen slechts partieel de eigenschappen van het licht en weten dat licht onder andere data kan verzamelen en onthouden en daarna kan transporteren. Computers zullen morgen mogelijk met fotonen werken die door hersenen flitsen van vloeibaar kristal. We weten ook sinds een halve eeuw dat licht zich ook tot lasers laat versterken om hologrammen van de werkelijkheid te bouwen, en dat we die driedimensionale lichtobjecten dan draadloos kunnen versturen om ze in de ruimte te laten zweven tussen de sterren. Maar het natuurlijke licht kent nog steeds diepe geheimen – hoeveel temeer het licht van het verstand, de menselijke geest die met beelden en woorden communiceert – zichtbare en hoorbare gedachten.
Ook de telecommunicatie tussen Hemel en aarde werkt met gebundeld licht, het levende Woord dat als het ware gedachten Gods kan doorgeven aan verstand en hart van de mens. Het woord is een verschijnsel van beide werkelijkheden – die van de stoffelijke en de spirituele wereld. Profeten zijn "de Onthullers van het Woord Gods". Ieder woord "dat uit Gods mond komt, is met zulk een kracht geladen dat het elk menselijk lichaam met nieuw leven kan bezielen", leert Bahá'u'lláh. Openbaring is als de zonsopgang op de Dag van God. Er waren al vele, vele dagen van God in de geschiedenis, en er zullen vele volgen. Die stelling behoort tot de kern van het geloof in Bahá'u'lláh. "Iedere goddelijke Openbaring werd zo naar de aarde gezonden dat zij beantwoordde aan de omstandigheden van de tijd waarin zij verscheen."
Halverwege de 19e eeuw zijn nieuwe tijden aangebroken [*7] die gepaard gaan met de theofanie die Bahá'u'lláh uitdraagt. Zoals de opvoeding van het kind trapsgewijs verloopt en zich in zijn hart als innerlijke beschaving neerslaat, zo doorloopt de samenleving onder de invloed van goddelijke Leraren eindeloze onderwijzing. De enkeling hoeft zich daarvan niet bewust te zijn, want ook onbewust leven gedijt in het licht van de zon.
Door een van binnenuit gestuurd vermenselijkingsproces dijen visie en collectief geweten historisch uit. Volgens Bahá'u'lláh staat de mensheid aan het begin van haar mentale en emotionele volwassenheid waarin rijpe inzichten doordringen die alles veranderen. Oorlog zal in de toekomst tot het verleden behoren. Er daagt de eerste planetaire beschaving achter de verstrijkende Dag van vandaag waarin de conflicten nog prevaleren.
Door ervaring, onderzoek en openbaring zijn de inzichten van de mens in de loop van de geschiedenis voortdurend gegroeid. Homo sapiens sapiens is ook als geestelijk wezen stap voor stap omhoog gegaan. Bahá'u'lláh openbaart dat de aarde uitverkoren is tot "zetel van Gods machtige troon". De schepping van de mens vormt "de grondslag van de gehele schepping". In de mens is het licht van God verborgen als "de vlam in de kaars". Er zullen meer en meer kaarsen gaan branden. Maar tussen het onkenbare wezen van God en het wezen van de mens bestaat een wezenskloof. Schepper (oorzaak) en schepsel (gevolg) zijn in hun verhouding onwrikbaar vastgelegd. Tegenover de mens in wording staat God in Zijn "aloude bestaan" buiten de tijd.
De onkenbaarheid van God volgt in analogie uit de optische wet dat de onscherpte van een object toeneemt met de afstand en bij een gegeven verte onzichtbaar wordt. Zien heeft, zoals alle zintuiglijke waarneming, absolute grenzen. Dat geldt volgens de wet van Kant ook voor het inzien. Alleen als de 'vuuratomen' van de glanzende zon (Lucretius, 1e eeuw v. Chr.) zich niet met de volle lading in de oogkamers storten, hebben we kijk op de dingen. In een donkere ruimte werkt het oog tienduizend maal beter dan in het volle licht. Pas in het donker van een bedreigende crisis gaat de mens individueel en collectief op zoek naar licht. Als de lichten van een cultuur uitgaan, begint het tasten naar gewijde kaarsen die nog ergens moeten liggen in de ladekasten van de zin van het bestaan.
In het Oude Testament worden, zoals in de Bahá'í-geschriften, de woorden "licht" en "waarheid" synoniem gebruikt. Jezus van Nazareth is in het Nieuwe Testament gelijk de zon, "het licht der wereld". In de geloofsbekentenis van Nicea, de leerbasis van het christendom, is Jezus Christus "Licht uit Licht", en "in wezen gelijk aan de Vader". Zelden is een misverstand tegelijkertijd zo waar gebleken als de mystiek van de Triniteit waarin de Zoon het volmaakte Spiegelbeeld is van de Vader in de Hemel die zoals de zon komt – door het aan zijn wezen gebonden licht, de Geest. In die zin zijn de Manifestaties van God heilige begoochelingen – waarheidsgetrouwe spiegelingen van de Zon der waarheid die de mensenwereld door de geschiedenis heen geestelijk blijft verlichten en verwarmen, jaar na jaar in de dimensies van de schepping. En als de zon al na duizenden jaren sterrenkunde nog een wetenschappelijk raadsel is, hoe zou dat dan anders kunnen zijn met die raadselachtige Zon aan de zenit van het voorstellingsvermogen die we niet met telescopen of ruimtesonden kunnen onderzoeken?
Nagedachte
De maan is de zonnereflector van de nacht. Doordat de maan rond de aarde draait, ontstaan er schijngestalten. In werkelijkheid veranderen zon noch maan. Ook de Manifestaties van God zijn als schijngestalten die in de geschiedenis lijken te komen en te gaan en geestelijk steeds dezelfde zijn. In die zin is Bahá'u'lláh de wederkeer van de Godgezondenen die in eerdere millennia op aarde verschenen. Uit ieder van Hen schijnt het verblindende zonnelicht van God in de streling van het maanlicht:
"Omdat we niet in de zon kunnen kijken, vinden we de maan mooier," schrijft de dichter Jan Deloof. Het is tijdens nieuwe maan dat de nacht verstoken lijkt van de zon. De mensheid verkeert in een dergelijke nacht, maar "de dag nadert dat Wij de wereld en al wat er op is zullen hebben opgerold en een nieuwe orde in haar plaats hebben uitgespreid" … en een nieuwe orde in haar plaats worden uitgespreid", verkondigt Bahá'u'lláh.
LICHT
Light Paintings:
Flash of Light →
The Gradual Instant →
Light Guitar Rock →
Lichtfaktor at Tracks →
Licht verheldert de hemelen, de aarde, ons huis en het verstand. Licht is oscillerende energie, het verbindende element tussen stof en geest. Het komt uit onze lampen, transporteert hoorbare en leesbare gedachten, klanken, beelden en schijnt uit de geschriften van God die tot het inzicht spreken. Onze tijd is voor bahá’ís “de eeuw van het licht”.
Tot voor anderhalve eeuw kende de mens het licht van sterren, met zon, maan, en, op aarde, sint-elmsvuur, poollicht, bliksem en brandstofvlam. Dan, tussen 1841 en 1845, komt licht uit een idee. Met de gloeilamp begint de elektrische verlichting van de aarde die inmiddels tot in de ruimte schijnt. Synchroon hieraan gaan in de tijd ook geestelijk grote Lichten branden – verschijnen de Báb (1844) en Bahá’u’lláh (1852/1862) die God manifesteren. Sindsdien baadt de wereld fysiek en spiritueel in een ander licht dan in alle mensentijden voorheen.
"Licht wees. Licht was.” Zo begint de wereld in de taal van Martin Buber. Hij vertaalde in de jaren dertig nog een keer de Joodse Bijbel uit het oude Hebreeuws in monumentaal Duits, zijn denk- en dichttaal. God onderscheidde licht en duisternis: “Dag!”- “Nacht!” Volgens het scheppingsverhaal verschenen er aan het gewelf “twee lampen” om dag, nacht te bestieren – zon, maan. Dat gebeurde op de vierde dag. Eerst was er dat eerste licht, geest, pas daarna scheen er de zon. Toen de mens verscheen, op het aller laatst, de zesde dag van Genesis, was licht zijn eerste ervaring. Zijn inzicht zag God.
Licht is het meest oorspronkelijke dat er is op aarde. Het vloeide voort uit God, de Oorsprong buiten al het voorstelbare. “Licht was” – dat gold ook toen de mens ontwaakte en het licht zag van zon en sterren en later het licht van het inzicht. Zoals de zon komt en gaat, zo komen en gaan de dagen Gods. En zo is er op deze nieuwe dag boven Perzië “een groot Licht” verschenen aan het gewelf van religie. Bahá'u'lláh leert: “Doof de lamp als de zon gerezen is", de Manifestatie van God in de Nieuwe Dag. Het woord “bahá” duidt op het meest luisterrijke licht boven de schepping. De aanduiding “bahá’í” wil zeggen dat iemand of iets bij het Licht Gods behoort, bij Bahá'u'lláh.
Licht heeft een verhelderend vermogen – zintuiglijk, geestelijk. Het zonlicht van een theofanie accordeert volmaakt met de mate aan verlichting die het inzicht kan verwerken. Openbaring is een dynamisch verschijnsel in de stadia van geschiedenis, het commentaar op veranderingen die woordloos met de mensenwereld gebeuren. Steeds zijn er dan tekenen des tijds, herkenbaar voor iedereen die dan leeft. Zoals op dit moment waar u dit leest. Bahaiquest is een van die tekenen en somt er talrijke op.
De frequenties in het elektromagnetische veld die we ‘licht’ noemen, kunnen verhelderen en verblinden. Licht en duisternis zijn onlosmakelijk van elkaar. Voor de zon slaan we de vanzelf de ogen neer; voor God gaan we dat weer leren. Pas sinds kort weten we dat licht ook menselijke gedachten, cijfers, klanken en beelden communiceert, met de hoogste materiesnelheid die we kennen. Het Licht van de hemel lijkt volgens hetzelfde principe te werken. Het Licht dat een universele Profeet uitstraalt, draagt transcendente informatie over, zoals fotonen mensendata door glazen vezels kunnen overdragen.
Openbaring is als een emissie van hoor- en leesbare gedachten Gods – woordstromen, geladen met de energieën die de wereld hebben geschapen en draaiende houden. De kosmos van slechts vier dimensies, waar veel mensen nog in leven, hoort sinds honderd jaar bij de verleden tijd. Hetzelfde geldt voor de oude kosmos die om tabernakels, sacramentaliën en dogma’s draait.
De natuurwetenschappelijke realiteit van de 21e eeuw alleen al lijkt als uit het profetenboek gegrepen: “Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wat er vroeger was raakt in vergetelheid, het komt niemand ooit nog voor de geest.” [Jesaja 65.17]
De formules uit de gebedsmolens van de natuurwetenschappers zijn onverstaanbaar als waren het occulte litanieën. Gelijktijdig beweegt de theoretische fysica in een ether die zich uitstrekt onder de huidige, elektromagnetische kosmos van oscillerende energiepakketten, waarvan twee Duitsers, professor Einstein en professor Planck de scheppers waren. Wat de werkelijkheid werkelijk is, weten we ondertussen niet. We leven van een provisorium uit alleen de kenbare eigenschappen van het onkenbare. Op dit drijfzand is alleen materialistisch goed bouwen. Bahá'u'lláh leert ondertussen:
“Al wat is in de hemelen en op aarde is een rechtstreekse getuigenis van de openbaring van de eigenschappen en namen van God. In ieder atoom worden, als in een heiligdom, de tekenen bewaard die welsprekend getuigen van de openbaring van dat grootste Licht.”
Het gros van de huidige natuurwetenschappers gaat ervan uit dat geest een product is van de materie die uiteindelijk gedichten schrijft, sonaten componeert en natuurkundige formules vindt. Goethe kritiseerde die mentaliteit al twee eeuwen geleden: “Het ergste wat de natuurkunde en menige andere wetenschap kan gebeuren is dat men het afgeleide het oorspronkelijke acht te zijn en, omdat men het oorspronkelijke niet kan verklaren uit het afgeleide, het oorspronkelijke tracht af te leiden uit het afgeleide. Daardoor ontstaat er een eindeloze verwarring, een uitdragerij van woorden en de voortdurende poging uitvluchten te zoeken, en te vinden, waar het ware ook maar even doorschemert en machtig wil gaan worden.”
GCV
[1] J.W. Goethe, Die Farbenlehre, Verhältnis zur Philosophie.
[↑ 1] Er bestaan twee soorten licht
– de gloed die verlicht en de schittering die verblindt.
[↑ 2]
• EDEN, De Tuin van de geografie, Stof voor een nieuwe wereldgeschiedenis;
• Matthias
Schulz, Wegweiser ins Paradies, Der Spiegel 23/2006
[↑ 3] God zei: 'Er moet licht komen,' en er was licht. – Bijbel, Genesis. 1.3
[↑ 4]
"Toynbee suggests a kind of spontaneous rally of faith, possibly even the
emergence of a new spiritual species. In the distant future, he foresees a kind
of blending of all the higher religions—"a terrestrial Communion of Saints..."
- Time Magazine
[↑ 5]
Bloemlezing uit de Geschriften van Bahá'u'lláh, p. 33
[↑ 6] Matteüs 13,13 – In "Beantwoorde Vragen" legt 'Abdu'l-Bahá uit wat kenmerkende christelijke metaforen betekenen.