Volgens Pierre Teilhard de Chardin hebben volken en beschavingen een dergelijke
graad van perifeer contact, van onderlinge economische afhankelijkheid en van psychische
gemeenschap bereikt dat zij alleen nog verder kunnen groeien door elkaar te doordringen.
“Ondanks alle schijn van het tegendeel, is het zeer goed mogelijk dat op dit ogenblik
de mensheid om ons heen voortschrijdt – en op grond van vele tekenen kunnen wij
zelfs redelijkerwijs veronderstellen dat zij voortschrijdt: maar deze voortgang
kan zich alleen voltrekken in het tempo der zeer grote dingen, dat wil zeggen bijna
onwaarneembaar.” Een ontzaglijke druk perst op de huidige aarde de menselijke deeltjes
samen. “Maar, vreemd genoeg, schijnen de denkende eenheden niet in staat binnen
elkaars straal van innerlijke aantrekking door te dringen, ondanks de intensiteit
van die samendrijvende energieën.” Teilhard de Chardin verwacht een ontwikkeling
van Α naar Ώ. Bij Omega komt een hogere orde van bewustzijn van de mensheid tot
stand – het besef van eenheid van Bahá’u’lláh.
Het Verschijnsel Mens, Aula. pp.
212-213
Á
Oswald Spengler (1880-1936), zoon van een Pruisische postbode, is bij de huidige
generatie historici onder zijn landgenoten om zijn cultuurnationalisme omstreden,
maar de Britse historicus Arnold Toynbee heeft hem zijn leven lang om zijn morfologie
van de geschiedenis hooggeschat.
Spengler had in zijn tijd een onvermogen geconstateerd tot creatieve bewaring van
de cultuur van eerdere generaties door hen te ontgroeien met een visie op een nog
omvattender beschaving. Daaruit concludeerde hij op de ondergang van het westen,
de “Untergang des Abendlands”, dat als één van de bloemen op de velden der millennia
moest wijken voor een nieuwe “cultuurmonade” van duizend jaar. Hitler schijnt dit
idee naar zich toe te hebben uitgelegd. Hij ontving Spengler 1933 in Bayreuth, accepteerde
diens afkeer van het nationaalsocialisme en voorkeur voor Mussolini en liet Spenglers
kritiek aan zijn ideologie (“Jahre der Entscheidung”) nooit verbieden.
Popper (contra) | Kissinger (pro) |
Henry (Heinz Alfred) Kissinger, (* 1923, Fürth), de voormalige minister van Buitenlandse Zaken van de VS, bewonderde Spenglers “interessante visie op gedijen en vergaan van beschavingen”. Hij zei eens: “Hetgeen me met name boeide was de gedachte dat alle beschavingen een geheel vormen waarin alle uitingen nauwe verbindingen met elkaar hebben.” Maar de politiek invloedrijke filosoof Karl Raimund Popper (1902-1994) vond dat Spengler, zoals Karl Marx, mede schuld had aan „de ellende van het historicisme“, de theorie van wetmatigheid in de geschiedenis (waaraan ook de bahá’í-geschriften refereren). Bahá’u’lláh leert dat de Manifestaties van God de grote historiemakers zijn die de mensheid in inzicht en beschaving stap na stap omhoog bewegen. „Spoedig zal de huidige orde worden opgerold en een nieuwe in haar plaats worden uitgespreid.“
De Britse historicus Anold Joseph Toynbee ( 1889-1975) schreef tussen 1934 en
1961 een twaalfdelige analyse van de opkomst en ondergang van beschavingen, een
synthese van de wereldgeschiedenis, “A Study of History”. In zijn metahistorie beziet
hij de opkomst en ondergang van beschavingen in plaats van de geschiedenis van natiestaten
of van etnische groepen (zoals Spengler). Zo werd de westerse
beschaving, bestaande
uit alle naties in West-Europa sinds de val van het Romeinse rijk als één geheel
behandeld. "Toynbee suggests a kind of spontaneous rally of faith, possibly
even the emergence of a new spiritual species. In the distant future, he foresees
a kind of blending of all the higher religions—"a terrestrial Communion of
Saints...” - Time Magazine
In dat kader zag hij de eerste tempel van de
bahá’ís in Noord-Amerika (in Wilmette, Ill.) als “misschien wel een teken van die
toekomst”.
Teken van de toekomst: Bahá’i Huis van Gebed in Wilmette, Illinois.
“Lightning Man” Samuel Morse, vrouw en kinderen
Samuel Finley Breese Morse (1791-1872) was dan wel kunstprofessor en portretschilder in New York (z. portret van Lucretia Morse en hun kinderen) maar had een modieuze knobbel voor moderne technieken die in zijn tijd attractief waren: het elektromagnetisme en de fotografie. Hij bedacht dat je met elektrische impulsen woordsignalen door een enkele draad kon zenden en dat je dit in punten en strepen op papier kon zetten – de (latere) Internationale Morse Code.
Het originele ontwerp en de originele tape met de boodschap van Samuel Morse
Op vrijdag 24 mei 1844 om 8.45 uur verzond hij officieel het eerste telegram door een 40 km lange draadverbinding tussen Baltimore en Washington die de regering had gesubsidieerd. De tekst mocht de dochter van een vriend uitzoeken. Het werd een afgeleide vraag uit een passage van Numeri (23.23), het Vierde Boek van Mozes, waarin staat dat de Heer zich bij wat hij smeedt, niet van tovenarij bedient: “What hath God wrought”. Chronisten beschrijven dit moment nu als “oerknal der telecommunicatie”. Bahá’ís attenderen op een wereldhistorische coïncidentie:
Twaalf uur eerder, op donderdag 23 mei omstreeks 8 uur ’s avonds, had Siyyid Ali Mohammed, de Báb, toen 24 jaar oud, voor het eerst te kennen gegeven dat hij namens God een punt kwam zetten achter de islamitische rechtsorde ter wille van een nieuwe, hogere wereldorde voor alle mensen. Dat gebeurde in Shiraz, Perzië. Later bleek de communicatietechnologie die dankzij Samuel Morse ook politiek ingang had gevonden, een eerste fysieke vereiste te zijn bij de eenwording van de mensheid, volgens de bahá’ís een Goddelijk Plan.
De telegrafie veranderde snel het politieke, commerciële, journalistieke en intermenselijke verkeer. Binnen tien jaar waren er al tienduizenden mijlen telegrafendraad getrokken. Amerikaanse providers verkochten het systeem van Morse naar steeds meer landen die de uitvinder hoge ordes verleenden. De telegrafisten met hun witte strikjes van morse-tape waren de ict’ers van het eerste uur. Op de verjaardag van Samuel Morse (27 april) zette Google zijn logo in 2009 in morseletters op het internet.
(under construction)
Als de Nederlander "belt" gebruikt hij de naam van de man die de telefoon op 14 februari 1876 in Washington liet patenteren, enkele uren vóór zijn concurrent Elisha Gray - de Schotse Canadees en latere Amerikaan Alexander Graham Bell (1847-1922).
Lange tijd dacht men dat hij ook de telefoon had uitgevonden, maar in 2002 rectificeerde het Congres die vergissing. Sindsdien staat de telefoon op naam van de Italiaanse emigrant
Antonio Santi Giuseppe Meucci (1808-1889), een theatertechnicus. Die kon de 250 dollar voor de verlenging van zijn octrooirechten in 1871 niet meer betalen zodat een ander de rechten op de telefoon kon pakken. Het werd de jonge Bell die daarmee zelfs in de Van Dale terechtkwam.
In feite heeft het elektrische apparaat dat stemgeluid kan transporteren verschillende geestelijke vaders. Een van hen was de Duitse fysicus Philipp Reiss (1834-1874) die de "telephon" internationaal zijn naam gaf. Hij koos voor een samenstelling van de Griekse woorden τῆλε tēle (ver) en φωνή phōnē (geluid, stem, spraak).
In de 17e en 18e eeuw waren pogingen om de stem mijlenver door buizen te transporteren om kostenredenen mislukt. Stoomschepen gebruikten die spreekbuizen later voor commsndo's van de brug aan de machinekamer.
Maar in 1844 (sic!) lanceerde de Italiaan Innocento Manzetti het idee de geluidsgolven van de stem elektrisch te transporteren, volgens hetzelfde principe waarmee Samuel Morse vanaf 1837 met de telegrafie had geëxperimenteerd. Manzetti bedacht tussendoor de automatische fluitspeler en een met stoom aangedreven automobiel en verwezenlijkte uiteindelijk in 1864-1865 zijn twintig jaar oude idee. Daarbij toonde hij aan dat mensen alvast over een afstand van een halve kilometer met elkaar konden praten. De couranten stonden er toentertijd vol van. Technisch was afstand geen belemmering meer voor het intermenselijk verkeer. Mensen konden voortaan wereldwijd met elkaar praten zonder mekaar te zien. Er vormde zich een globaal netwerk van tienduizenden netwerken. Transmissiekabels koppelen de volkeren aan elkaar. "Global village" is niet meer ver weg. De baháí-wereld is een blueprint van.die toekomst die heden begint.
De radiotelefonie begon in 1918 met experimenten bij de Duitse spoorwegen; werd in 1926 voor het eerst in de 1e klas van de treinen tussen Hamburg en Berlijn aangeboden; en in 1932 in een kinderboek van Erich Kästner beschreven: „Een meneer … haalde een telefoonhoorn uit zijn jaszak … en riep erin: Gertrud, luister even, ik ben vandaag pas een uur later met het middageten”.
Tussendoor was radiotelefonie tussen wal en schip en schepen (en vrachtauto's) onderling. De eerste draagbare telefoon (1947, Bell System's)) woog 36 kiilogram. Het
Global System for Mobile Communications (gsm) verbindt in 2010 al 1,6 miljard abonees. Naar schatting belt al de helft van de mensheid digitaal met elkaar. Het "mobieltje" is almaar smarter geworden en koppelt telefonie aan internet met al zijn ressourcen, aan radio-ontvangst en de muziek- en videobanken van MP4. De gebalde kracht van de media die in het kleine apparaat zit, werkt onafge broken op het bewustzijn van de mens. GSM en internet vormen een "cloud" om de aarde.
De telegrafie baarde snelle kranten en rond 1850 de eerste nieuwsagentschappen – Havas, Reuter’s, Wolff’s. Aanvankelijk werd met zeven woorden per seconde getelegrafeerd. Eind 1843 had Friedrich Gottlob Keller de papierfabricage uit hout ontwikkeld. In combinatie met de toepassing van de rotatiepers vanaf 1846 ontstonden goedkope printmedia die een eeuw lang de massa informeerden. Nieuws en correspondentie kwam bij de redactie achter elkaar binnen per postbode, telegram (1844), telefoon (na 1876), soms per radiofonie (na 1895), telex (1922), fax (na 1975, …) en tenslotte per e-mail (na 1971).
The History of Communication →
Luther had als eerste in het westen de vorsten opgeroepen scholen te bouwen voor hun burgers zodat die konden leren lezen en schrijven. Een algemene schoolplicht kenden al de Azteken. Pruisen was in de 18e eeuw de eerste staat die het als zijn wettelijke plicht beschouwde het volk te onderwijzen. Japan schiep vanaf 1872 basis- en middelbare scholen in het gehele land. Nederland stelde pas in 1900 de algemene leerplicht in. De wet werd met 50-49 stemmen aangenomen, doordat een tegenstander (Francis David Schimmelpenninck) van zijn paard was gevallen en daardoor niet kon stemmen. “Het paard is verstandiger dan zijn meester ", zeiden voorstanders van de Leerplichtwet. ] Het wereldwijd eerste formele onderwijs dateert mogelijk van 1000 v.Chr. in China. Het hooggeroemde Griekenland kende daarentegen geen scholen. “Er was geen huiswerk, geen schoolbel “(Wikipedia).
Een Romein leest een schriftrol, op een sarcofaag in de tuinen van Villa Balesta, Rome, 200 n.Chr.
De Perzische koning Cyrus de Grote stelde volgens Xenofon in 550 v.Chr. het eerste systeem van rijdende postbodes en poststations (chapar-khane) in. India kende sinds de 4e eeuw v. Chr. een postale infrastructuur met als Koninklijke postmeester het hoofd van de geheime dienst. Onder Augustus Caesar kreeg Rome de eerste ambtelijke postdienst (cursus publicus) met dienstregeling, snelle paarden en lichte voertuigen (rhedae). Het Mongoolse Imperium onderhield in de 12e-13e eeuw een postsysteem van 1400 stations die over 50 duizend paarden en 6 000 boten kon beschikken. In de middeleeuwen hadden kruisridderordes en de eerste universiteiten eigen postbestellers. De heren van Thurn en Taxis begonnen in 1290 met koeriersdiensten tussen de steden van Italië en werden in 1489 de postmeesters van het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie, met 20.000 postkoetsiers en koeriers.Ze verloren hun postmonopolie pas in 1806.
Franse postbode 0p stelten in drassig terrein.
Monument van de Wereldpost in Bern
Post werd vroeger ook per hondenslede, ballon, perslucht,
raket en onderzeeër besteld. De Franse posterijen zette in
veengebieden postbodes op stelten in. In 1874 werd er op initiatief van
de Pruisische minister van posterijen de latere “Universal Postal
Union” gesticht, de UPU. Samen met de telegrafie en spoorwegen
waren de posterijen de eerste gangmakers van de wereldgemeenschap.
Meer →
1944: de computer goes public
Grace Hopper en Howard Aiken schiepen de eerste publieke computer.
In 1944, een eeuw na de Báb en het begin van de bahá’í jaartelling, stelde de US-Amerikaanse regering de eerste publieke computer beschikbaar – “Havard’s Mark I”. De machine woog 4,5 ton, vormde een 17 meter lang een 2,5 meter lang blok uit 760.000 onderdelen, had voor een vermenigvuldiging 3 á 5 seconden nodig en tikte het resultaat op een elektrische schrijfmachine. De leidende figuren van het project waren Howard Aiken van IBM (1900-1973) en de legendaire schout-bij-nacht Grace Murray Hopper* (1906-1992, foto van 1984). De computer werd in februari 1944 door IBM op de Harvard University in Cambridge, Massachusetts, geplaatst en diende gedurende de oorlog voornamelijk voor de berekening van schiethoeken van Amerikaanse kanonnen. In die functie had de rekenmachine na anderhalf jaar uitgediend. Maar “Havard’s Mark I”, ook bekend als “IBM ASCC “ ( Automatic Sequence Controlled Calculator) werkte nog tot 1959 en maakte de digitale computer voor het eerst wereldwijd bekend.
*) "Amazing Grace" was baanbrekend in het bedenken van computertalen ("COBOL"). Ze maakte een dode mot in de relais van “Havard’s Mark II” tot het begrip voor een mysterieuze storing in de software ("Hopper bug"): .
Meer in Wikipedia
Ray Tomlison en zijn vondst - het "apenstaartje"
In 1972 stuurde de ict-er Ray Tomlinson de eerste e-mail met een @-teken in het adres van de ontvanger. Het betekende “at”, stond sinds de jaren ‘40 op QWERTY keyboards, en het was onwaarschijnlijk dat iemand een @ in zijn naam gebruikte. Taalkundigen denken dat schrijvers in het Latijn sinds de 6e eeuw een gekruld teken voor “ad” als afkorting hebben gebruikt; het woord ad betekent in de richting van, naar, bij. Tomlisons @ is het symbool geworden van e-mail als zodanig.
Volgens Yahoo worden er per etmaal meer dan 60 miljard e-mails verzonden en zijn er inmiddels meer e-mailadressen dan mensen. Binnen de technisch ontwikkelde wereld kan binnenkort praktisch iedereen iedereen bereiken. Mede daardoor wordt ook de kwestie van een universele hulptaal acuut. Volgende generaties zullen naast hun moedertalen een soort VN-Engels of een kunstmatige communicatietaal spreken, lezen en schrijven. Esperanto staat weer bovenaan.
Bahá’u’lláh verkondigt het einde van het provincialisme in het wereldgebeuren. Alle ontwikkeling zal het principe Eenheid dienen. Er zal wellicht een wereldcatastrofe (“Nothing but a fiery ordeal”) voor nodig zijn om de mensheid samen te smeden. Maar het gemenebest van de mensheid zal tenslotte over alle geopolitieke, bestuurlijke en materiële systemen, middelen en krachten beschikken die de nieuwe wereldorde vereist.
Delen ervan zijn al bedacht of gerealiseerd, waaronder internet. De Behoeder van de Bahá’í-wereld wijlen Shoghi Effendi, spreekt al in 1938 van “een wereldstelsel voor intercommunicatie” dat “de gehele planeet omvat “ en “met wonderbaarlijke snelheid en volmaakte betrouwbaarheid” zal werken.
Daar hoort dan wel een wereldtaal bij die allen leren, een wereldschrift
en een universeel normensysteem. De verwachting
luidt: “In such a world society, science and religion, the two most potent forces
in human life, will be reconciled, will cöoperate, and will harmoniously develop."
Meer
→
Shoghi Effendi, The World Order of Bahaullah, page 203 -
Tim Berner Lee bedacht hét Protocol
In de natuur lijkt alles met alles te zijn verbonden; het heelal heet daarom heelal; het omvat alles. Dit gaat het bevattingsvermogen van de mens te boven. De betrekkelijk simpele verknoping van een miljard of twee adressen tot internet levert al onuitputtelijk veel informatie op. Voor het eerst wordt in principe alles wat de mensheid weet voor iedereen toegankelijk. Er ontstaat een kennispool die alle bibliotheken in museumstukken verandert. Wie aangesloten is aan het net, woont te midden van een planetair archief met een boeken- en dossiertoren zo hoog als de elektromagnetische ruimte; de mens hoeft alleen te leren vragen. Google presenteert binnen 0,07 seconden 412 miljoenen hits op de vraag “god?”. Tegelijkertijd bevindt het individu zich op het grootste forum onder de sterren waar alle verstaanbare mensen elkaar zouden kunnen groeten.
Internet blijkt de meest complexe structuur te zijn die mensen ooit hebben voortgebracht, een organisme dat zich voortdurend vertakt en deel begint te worden van de wijze van leven op aarde. Het Net heeft de mens in een dimensie geplaatst van waaruit al het andere achterhaald aandoet. Wij kunnen onze eigen moderniteit nog niet aan. Inmiddels bedekt kennis reeds de aarde “zoals het water de bodem van de zee”. Maar dat is uit de voorspelling van een nieuwe wereld in het Boek Jesaja, hoofdstuk 11. In welke tijd leven we dus?
Alles is uitzonderlijk snel gegaan: Pas sinds 1990 heet internet “internet”, sinds 2005 in het Nederlands zonder hoofdletter. Alle andere voorzieningen voor telecommunicatie – telefonie, radio, televisie – hebben er plaats in. Alles begon in 1974 met de internetworking van computers onderling op basis van een digitaal protocol.
Vijf jaar eerder begonnen de computers van het US-militaire apparaat ARPA aan packet switching binnen een besloten datasysteem. Toen de Amerikaanse overheid in 1983 het Transmission Control Protocol “TCP/IP” vrijgaf, was het internet in zijn huidige technische vorm feitelijk geboren.
In augustus 1991 verschenen er de eerste webpagina's (van kernonderzoekers van CERN). Kort daarna was door de uitvinding van klikbare aan elkaar gelinkte pagina's (HTML/WWW) door de Britse CERN-wiskundige (Sir) Timothy John Berners-Lee (1955) - het internet klaar voor het grote publiek.
Directe aanleiding was een fundamenteel gebrek in het intermenselijk verkeer – "comptabiliteit", de verenigbaarheid van systemen.
Het internationale laboratoriacomplex voor kernonderzoek, CERN, ligt in de buurt van Genéve en strekt zich ondergronds
uit tot in Frankrijk. De Fransen hebben nationaal geprogrammeerde bedrading. Dat leidde
tot problemen met de communicatie - totdat wiskundigen beide systemen onderling verstaanbaar maakten. Daar was een digitaal protocol voor vereist - TCP/IP – de magische formule.
Er bestaan op de wereld naar schatting 25.000 televisiestations en circa 50.000 radiostations. In het cirkelmidden van dit wereldpanopticum zit de mens. Zo lang wij kunnen zien hebben wij nog nooit zoveel te zien en te horen gekregen als in de 21e eeuw - dankzij technologieën die allen uit de 19e eeuw dateren.
Wij hebben ons ervan kunnen overtuigen dat de Aarde een blauwe planeet is in een zwarte oneindigheid; dat de fantasie van de schepping in de diepten van de zee nieuwe dimensies vertoont; dat wij mensen in onze woonkamer zien sterven en geboren zien worden; als ooggetuige van wereldbewegende nieuwsmomenten bij de antipoden, zoals het drama van Fukushima in 2011.
Voor de Canadese mediavisionair Marshall McLuhan (1911-1980) begon de telecommunicerende wereld in 1959 een “global village” te worden, zoals hij de ontwikkeling noemde. Hij zag de media als verlengden van de menselijke zintuigen, niet als extensies van het brein.
Het oog van televisiecamera’s en mobiele telefoons is bijna alomtegenwoordig. Televisie is de verziendheid van gigantische gemiddelden die zich de bijziendheid van vroeger tijden niet meer kunnen indenken. In het Circus maximum amuseren we ons volgens de mediafilosoof Neil Postman (1931-2003) tot we er geestelijk dood bij neervallen.
Postman doceerde aan de universiteit van New York: “Indien studenten een gezonde opvoeding krijgen in geschiedenis en de maatschappelijke effecten en psychologische neveneffecten van de technologie, worden het wellicht volwassenen die technologie weten te gebruiken en er niet zelf door worden gebruikt.”
Het massamedium van de 20e eeuw valt in de 21e eeuw alweer uiteen in kanalen die niches in niches van de samenleving creëren. Met een schotelantenne van enkele tientjes zijn al meer dan duizend programma’s te ontvangen. In combinatie met internet wordt het luister- en kijkaanbod onverteerbaar.
Volgens wijlen de Behoeder van het Bahá’í-geloof,
Shoghi Effendi, zullen de media in de toekomst een omvattend beeld geven van de
zienswijzen en overtuigingen die binnen de mensheid heersen, zonder gemanipuleerd
te worden door particuliere of politieke belangen, en bevrijd van beïnvloeding door
elkaar bestrijdende regeringen en volkeren. –
Bahá’u’lláh schrijft over journalisten:
“Verkondig Mijn Zaak zowel met uw pen als met uw tong. Roep de mensen luide op tot Hem Die de soevereine Heer aller werelden is, met zulk een vurige ijver en bezieling dat door u alle mensen in vuur en vlam zullen geraken.”
“Poverty is the state for the majority of the world’s people and nations. Less than one per cent of what the world spent every year on weapons was needed to put every child into school by the year 2000 and yet it didn’t happen. Why is this?” Zie →
Bahá’í-visie:
Alle mensen zijn “de parels van één schelp”, maar “the children of men are in need of education and civilization, and they require to be polished, till they become bright and shining” (‘Abdu’l-Bahá). - In Iran wordt jonge bahá’ís de toegang tot het hogere onderwijs ontzegd; op lagere scholen staan kinderen van bahá’í ouders vaak bloot aan intimidatie. Discriminatie, vooroordelen en veel ander kwaad berust op onontwikkeldheid. De noodzakelijke eenwording van de mensheid stelt opgevoede jonge mensen voorop. Ondanks alle internationale afspraken gaan wereldwijd ruim 100 miljoen kinderen nog steeds niet naar de basisschool. Honderden miljoenen zitten in armzalige leslokalen, met amper pennen en papier. Terwijl onderwijs behoort onderwijs tot de universele mensenrechten. In religieus achterliggende etnische gebieden worden meisjes gediscrimineerd terwijl zij de toekomstige moeders en voornaamste opvoedsters zullen zijn. Ook in de armste families van de Perzische bahá’is werden al meer dan honderd jaar geleden jonge meisjes juist om die reden positief gediscrimineerd.
OMEGA
© NASA - De zon verrijst boven de planeet
Een duiding van de huidige tijd door Gunter C. Vieten
Wij zijn getuigen van het ontstaan van een nieuwe wereldorde. Het proces verkeert in de tweede eeuw sinds zijn verscholen begin in Perzië. Wat is er met de wereld aan de hand? Het minst waarschijnlijke blijkt te gebeuren - dat de krachten van de Hemel de geschiedenis herschikken.
Toen er tweeduizend jaar geleden in de wereld van de Imperatoren de kiem werd gelegd voor een nieuw Avondland, ontging dat Rome bijna volledig. De oorzaak van die aankomende Wende was een Manifestatie van God aan de buitenrand van het rijk, in Judea. De energieën die met een godverschijning gepaard gaan, veroorzaken versnellingen in de bewustwording van een samenleving. Na een dergelijke , geestelijke energieontlading is de wereld niet langer als ze was. Dat is hetgeen ook in onze tijd weer gebeurt. Zoiets is moelijk te geloven - dat is waar.
Wie de dingen met de doorkijk van bahá’ís beziet, hangen de turbulenties in het wereldgebeuren samen met zelf een dubbele Manifestatie van God die zich anderhalve eeuw geleden hebben voorgedaan - in Perzië, het huidige Iran dat het verstand lijkt te hebben verloren. In de stad Shiraz was in 1844 de Báb verschenen, met de boodschap van de komst van nieuwe tijden van man en vrouw samen. Hij werd om zijn revolutionaire ideeën in 1850 terechtgesteld.
Na Hem verrees in 1852 in de duisternis van een kerker onder Teheran de messianse gestalte die de Báb had aangekondigd - een edelman uit een oud Perzisch koningsgeslacht die de geschiedenis ingaat onder de naam Bahá’u’lláh (1817-1892), een Arabisch synoniem voor de Bijbelse Heer der heerscharen, de Messias. Hij werd gefolterd, onteigend en met zijn gezin en enkele getrouwen verbannen naar Bagdad, Istanboel, Edirne, en uiteindelijk naar het ballingsboord Akko aan de Middellandse Zee - de oude haven van Kanaän in Galilea, dichtbij het spirituele land van Jezus Christus. Vanaf dat moment, in 1868, begon het land eromheen ineens op te bloeien. Joden verlangden Zion; uiteindelijk leidde dit tot de stichting van de Staat Israel.
De komst van een nieuw tijdperk
Binnen een etmaal nadat de Báb in het oosten de komst van nieuwe tijden had
verkondigd, seinde Samuel Morse in het westen het eerste telegram, met als titel een retorische vraag: “What hath God
wrought?” Wat God had gesmeed bleek voor de mens een nieuwe hemel boven een nieuwe Aarde te zijn. Ingrijpende ontdekkingen, nieuwe inzichten en ongekende technolgieën volgden op elkaar met zo grote snelheid op dat de gewone mens die snelheid niet langer bij kon houden.
Wetenschappelijk onderzoek onthult de laatste anderhalve eeuw de ene ondenkbaarheid na de andere. Intussen leven we in een metafysisch aandoende micro- en macrokosmos en het mathematische bewustzijn van de relativiteit aller dingen. Onlangs werd bij CERN aangetoond dat in de materie de snelheid voorkomt van gedachten.
In het midden van de 19e eeuw begonnen bewegingen van mensen die universeel, internationaal en pacifistisch gingen denken. Voor het eerst werd humanitaire actie grootschalig georganiseerd, als eerste door het "Comité van Vijf" (1863), de voorloper van het Internationale Rode Kruis. Al eerder hadden de eerste vredescongressen plaatsgevonden - in Brussel, Londen en Parijs. Pacifistische gemoedsbewegingen leidden tot een volkenbondbureau te Bern. Honderdenvijftig jaar later zijn er de Verenigde Naties met vrede en rechtvaardigheid als hoogste politieke doelstelling. Bahá'u'lláh leert dat de mensheid daarmee Gods leiding volgt.
[In "Bahá'í-Denkbeelden", rubriek → “Coïncidenties” worden meer toevalligheden rond 1844 vermeld.]
Inmiddels zijn er, als van toverhand, alle technologieën en systemen die er moeten zijn voor één wereld. Wij kunnen alles met verbijsterend tempo globaal transporteren – mensen, goederen, woorden, beelden, ook geloofsideeën. Er zijn bijvoorbeeld na slechts vijftig jaar expansieplannen al bahá’ís in alle landen van de wereld. Nu, aan het begin van een geestelijk geladen nieuw millennium, verkeren we in wat de internetwereld “The Cloud” noemt – een laag van gemoduleerde informatie die alles met allen aan het verbinden is.
.
De eigenlijke kentering in de wereld gebeurde op een avond in mei 1844;
een etmaal daarna barstte er een inflatie los van
technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen die niet meer te stoppen
leek. God, aldus de bahá’ís, had een
existentiële revolutie op aarde ontketent. De mensheid was rijp
voor een stap omhoog in complexiteit en het eerste zichtbare teken
ervan was het begin van de telecommunicatie. In Amerika, waar dat
gebeurde, werd Samuel Morse de eerste popstar van het nieuwe tijdperk,
met een monument in Central Park, New York.
Na honderden miljoenen boeken, composities en kunstwerken te hebben voortgebracht; na terecht te zijn gekomen in een universum van ontelbare galactieën en in een materie die opdaagt uit dingen die geen dingen zijn; na alle denkbare misdaden te hebben gepleegd; al het leven nucleair te kunnen doden; bijna alles live te kunnen meemaken wat er op aarde gebeurt – hoe kunnen we nu nog denken dat we niet anders moeten denken dan onze ouders en voorourders – meer coherent, holistisch, universeel - “zo weids als Gods heelal”, leert Bahá’u’lláh.
De mensheid staat voor noodzakelijkheden die nooit eerder zijn voorgekomen en een planetaire aanpak vereisen. Er dreigt het gevaar van intercontinentale fataliteiten. Tegelijkertijd kunnen de huidige bronnen en technologieën een onvoorstelbare zegening brengen. Alles spitst zich toe in de politiek – het meest beschamende, het meest belovende. Tegelijkertijd naderen religie, filosofie en natuurwetenschappen elkaar over nieuwe bruggen van het denken. Er is een synthese aan de gang die, vind ik, de mensheid ongekende glans gaat verlenen, misschien pas – God verhoede! - na ongekende beproevingen die schuilen in dreigende → “Global Issues”.
Bij de oplossing van de buitenproportionele problemen van de mensheid denkt iedereen aan grote, supranationale besluiten en projecten die decennia vergen en vele biljoenen dollar. Onbedacht blijft bij dit overleg hoe de geestesgesteldheid bewerkstelligd kan worden die dat moet dragen, en dat religie daarbij onmisbaar zou kunnen zijn door de krachten Gods die erin schuilen en die de mens in het diepst van zijn opstelling kunnen veranderen. De heersende godsdienstigheid lijkt haar geesteskracht door veroudering te heben verloren. Uit dezelfde wortel als vanouds is er ondertussen een nieuwe religie ontsproten die zonder sacrale opsmuk aan rede en rechtvaardigheid appelleert. Haar voornaamste doel is de vermenselijking van de mensheid door al wat mensen scheidt opzij te schuiven. Religie is door de Openbaring van Bahá’u’lláh weer de tijd vooruit, zoals het was toen de oude godsdiensten nog jong waren en een beschaving als het Avondland konden voortbrengen dat nu te klein geworden is.
Drie visionairs onder de geschiedkundigen van de 20e eeuw verwachtten de geboorte van een nieuwe, universele beschaving. De historici Spengler en Toynbee waren tot de slotsom gekomen dat de geschiedenis omhoog voert, naar een niveau dat de culturen doet samensmelten tot een enkele beschaving die zich toekomstig zal uitstrekken over de gehele wereld. Precies dit heeft Bahá’u’lláh in de 19e eeuw voorzegd.
Teilhard de Chardin voorzag in zijn “hyperfysische beschouwingen” dat de mensheid op weg is naar een steeds hechter wordende sociale eenheid die alle volkeren omvat, het punt Omega. Hij omschreef een heilig kader, een wereldomvattend bewustzijn op basis van een netwerk dat zich technisch al realiseert. Dankzij internet heeft iedereen met ieder ander na zes, zeven digitale stappen contact. Die conditie alleen al duidt op het ontwaken van een bewustzijnstoestand die volslagen nieuw is in de evolutie van de mensheid.
De Britse optimist Arnold Toynbee (1889-1975) noemde religie het “wiel” waar de wereldgeschiedenis op rolt. Culturen komen en gaan zoals de deiningen van de zee. Waar een civilisatie ondergaat, komt een hogere levensvorm op. Religie is volgens een van zijn biografen “de ingeving geweest die Toynbee tot het einde door de geschiedenis voert”. Op een reis ziet hij aan het Michiganmeer bij Chicago de eerste tempel liggen van de bahá’ís in Amerika. Hij ervaart dit helder schijnende, filigreine gebouw als een teken van iets dat komt. De toekomst zal volgens Toynbee een vermenging brengen van alle culturen – een synthese van inzichten en waarden van de gehele mensheid. Biografen noemen hem een “rationeel denkende optimist”.
De Duitser Oswald Spengler (1880-1936) kondigde – mede onder de indruk van absurditeiten van de Eerste Wereldoorlog (1918) – de “Untergang des Abendlandes” aan. Met “ondergang” bedoelde hij “voleinding”. Voor hem was het Westen al geen beschaving meer, want cultuur is religie, en die was nog slechts statistische schijn. Het Avondland was een technische civilisatie, een ontzielde, veruiterlijkte levensvorm, “irreligieus” – oneerbiedig voor hogere dingen die in beschaving tellen. Maar Spengler ontdekte ook een vormgevende kracht in de millennia die opwaarts duwt. Hij voorspelde een ideale eindtoestand van de wereldgeschiedenis – een statenverbond die alle volkeren omvat, ook ons.
De vrome geleerde Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) kwam tot dezelfde conclusie als Spengler. Kosmos en mens volgen een doelgerichte megatrend naar een punt Omega. De aandrijving ervan is de liefde Gods die zich uit in het vermogen om samen te binden. Die eeuwige kracht bewerkstelligt ook de “planetisatie” van de mensheid, waarvan Teilhard spreekt. Aarde en “materie Mens” worden naar een hypergeorganiseerde vorm gesleurd waarin de mens als persoon sociaal pas werkelijk kan opengaan. In die Noösfeer van het besef groeit de mensheid samen in eensgezindheid. Het doel van de geschiedenis, aldus Teilhard de Chardin, is de eenheid in bewustzijn van mens en God. Die had zich geestelijk al in Christus gemanifesteerd, een moment dat zich voor een bahá’í anderhalve eeuw geleden onopvallend heeft herhaald.
De visie van de drie visionairs vindt steun in de spirituele informatie die de Perzische Profeet Bahá’u’lláh eerder had openbaard. Hij manifesteert de Vader die uit Christus sprak; is de jongste Manifestatie van die ene God. Het evangelie waarvan bahá’ís de laatste vijftig jaar wereldwijd getuigen, realiseert de voorgevoelens van Teilhard de Chardin. Die zag de evolutie van de mens als een aanloop naar een tijdstip “waarop de vonk van de parousie” (= wederkomst) noodzakelijkerwijs overspringt “tussen de Hemel en de biologie”, op een kritiek moment van “de collectieve rijpwording van de mensheid”. Ik denk dat zich deze gebeurtenis inmiddels heeft voorgedaan. Bahá’u’lláh openbaarde tijdens zijn verbanning in Bagdad rond 1860:
"Waarlijk Ik zeg u, dit is de Dag waarin de mensheid het Aangezicht kan aanschouwen en de stem kan horen van de Beloofde. De roep van God is aangeheven en het licht van Zijn aanschijn verlicht de mens. Het betaamt eenieder elk spoor van ijdele woorden van de tafel van zijn hart te wissen en, open en onbevooroordeeld, de blik te richten op de tekenen van Zijn Openbaring, de bewijzen van Zijn Zending en de tekenen van Zijn heerlijkheid."
De theofanie die de wereld vernieuwt, wordt door diezelfde wereld nauwelijks geregistreerd. Maar Marshal McLuhan (1911-1980) voelde de komst aan van de “integral man”, de mens die in bewustzijn verbonden is met allen door een “universeel membraan” die rond de aardbol ligt, een soort “brein van de aarde” dat nu “The Cloud” wordt genoemd. Hij gebruikte als eerste (1959) het concept van de nieuwe aarde als een “global village”.
Bahá’u’lláh leert dat de communicatie- en transporttechnologieën behoren tot het grote concept van de “planetisatie” van Teilhard de Chardin en de “globalisatie” van de Club van Rome die haar oorzaak vindt in het principe Vermenselijking van de mens.
Vanaf het moment waarop de Báb (in 1844) de komst van nieuwe tijden aankondigt, vindt de mens systemen en apparaten uit, die technisch noodzakelijk blijken te zijn voor de unificatie van de mensheid en daar hun eigenlijke zin aan ontlenen. God “roept middelen en werktuigen in het leven” waarmee Zijn doelstellingen met de mensheid “kunnen worden voortgebracht en vervolmaakt”. (Bahá’u’lláh) De nauwelijks te volgen ontwikkeling van steeds spectaculairder technologieën blijkt teleologisch voorbestemd; één en ander behoort tot een Goddelijk Plan met dit millennium:
“Alle mensen zijn geschapen om een immer voortschrijdende beschaving uit te
dragen. - Hoe onmetelijk is het tabernakel van de Zaak Gods! Het overschaduwt
alle volkeren en geslachten op aarde en zal eerlang de gehele mensheid onder zijn
beschutting bijeenbrengen. – Dit is de Dag waarin de Oceaan van Gods genade aan
de mensen is geopenbaard, de Dag waarin de Morgenster van Zijn goedertierenheid
haar glans over hen uitspreidt, de Dag waarin de wolken van Zijn overvloedige
genade de gehele mensheid overschaduwen. - Spoedig zal de huidige orde worden
opgerold en een nieuwe in haar plaats worden uitgespreid. Waarlijk, uw Heer spreekt
de waarheid en is de Kenner van ongeziene dingen.
- Bahá’u’lláh
De toekomst is verborgen in een trend
Er komt een “Federatie van de Mensheid”, een wereldgemenebest. Shoghi Effendi behandelt die aanzegging in het compendium “The World Order of Bahá’u’lláh”. Te verwachten is dat de daartoe vereiste veranderingen in de structuren van de huidige statengemeenschap er niet zonder een ´intense mentale en fysieke worsteling” zullen komen. Het is “hoogst onwaarschijnlijk” dat gewone diplomatieke leerprocessen een zo “diepgaande revolutie” kunnen bewerkstelligen. Alle grote veranderingen in de beschaving zijn eerder met bloed bevochten. De “World Order” bevat een hoofdstuk over “de winden van wanhoop” die “vanuit alle richtingen waaien”. Het zijn “tekens van een dreigende chaos”. Ondergang en verrijzenis verlopen synchroon.
Tegenover een veelheid van bedreigingen die zich niet eerder in de geschiedenis tegen de mens heeft samengebald, staat er een toekomstmodel, ingegeven door een openbaring uit de Hemel. Dat alleen al vormt een extreme uitdaging van het denken over de “condition humaine”, de existentiële omstandigheden waarin de mens zich ervaart. Hij hoeft zich niet uit te vinden (zoals existentialisten in de 20e eeuwen schreven); hij moet zich in plaats ervan hervinden in een partnerschap met het grootst denkbare intellect dat spreekt uit het heelal - een opnieuw verrezen God van grenzenlose overtuigingskracht.
Nog is de mens veelal in de contramine, doordrongen van zijn geloof in het ongeloof, totdat er iets onbeschrijflijks gebeurt waardoor “de ledematen van het mensdom zullen sidderen”, aldus Bahá ‘u’lláh. Maar uiteindelijk zal er op een dag “Gods standaard” boven de aarde worden ontplooid, en zal “de Nachtegaal van het Paradijs” zijn lied slaan in een wereld waarin mensen zijn als “de bloemen zijn van één tuin”. Velen zijn geneigd dit wereldwonder uit te sluiten, maar wellicht is er werkelijk geen andere uitweg dan de wereldvrede die zo utopisch lijkt, en de spin-off ervan, in de eeuwen die komen.
Een exposé van de toekomst op basis van de Openbaring van Bahá’u’lláh, door Shoghi Effendi: Oproep aan de volkeren der wereld
Een statement van het Universele Huis van Gerechtigheid
De belofte van wereldvrede
Het ontrollende morgen
Een “almachtige en geïnspireerd Geneesheer” zal het mensdom genezen van haar schijnbaar ongeneeslijke ziektes en kwalen. Bahá’u’lláh openbaarde dit in een Tablet (zendschrijven) aan de heersers van de wereld. Pas de vereniging van alle bewoners van de Aarde in “één universele Zaak, een gemeenzaam geloof” belooft het einde van alle misère. Dat kan een langdurig proces worden, maar het proces is aan de gang.
Terwijl de mensen voor het eerst planetair kunnen communiceren en volkeren elkaar op wereldschaal zouden kunnen helpen opstaan en lopen, neemt het onderlinge geweld angstaanjagende vormen aan, mede door combinaties van extreem denken en duivelse wapens. Tegelijkertijd leidt de noodzaak tot beveiliging van de beschaving tot allianties van steeds grotere supranationale groeperingen. De situatie is onrustbarend, onoverzichtelijk en vertoont een trend.
De wereld begint zich te schikken
Uit Europa is de oorlog sinds 1945 nagenoeg verdwenen. Slechts enkele kleine, etnische staten op de Balkan, in de Baltische gordel en de Kaukasus voelen zich nog door hun buurland bedreigd. Zevenentwintig Europese staten vormen een politieke unie op basis van een op elkaar afgestemde, afgeslankte soevereiniteit. Een half miljard mensen is erbij betrokken. Met Rusland onderhoudt de EU sinds twee decennia crisisbestendige banden. Oude aartsvijanden hebben zich sinds het midden van de 20e eeuw verzoend. In dat opzicht is het ooit oorlogszieke Europa een model geworden voor andere delen van de wereld. De openbaring van de Wereldorde van Bahá’u’lláh in 1863 mag dan een voetnoot van de wereldgeschiedenis lijken, feit is dat de wereld zich er meer en meer naar schikt.
Bijvoorbeeld: De geleidelijke vermenselijking
Genève is in 1864, met een eerste conventie (over de behandeling van gewonde soldaten), het bastion geworden van de mensenrechten. In 1889 volgde Den Haag met de Eerste Wereldvredesconferentie, het diplomatiek begin van het moderne volkenrecht dat er nu rond het Vredespaleis zijn geografische middelpunt heeft, met het Internationale Hof van Justitie, het Internationale Strafhof en de vooraanstaande Haagse Academie voor International Recht, met faculteiten voor publiekrecht en privaatrecht, straks ook het strafrecht van de wereld.
Nog ontbreekt bij de Haagse wereldgerechtshoven het uitvoerend gezag om vonnissen op te kunnen leggen aan soevereine staten; maar de ervaring leert dat althans de uitspraken in diplomatieke zaken gewoonlijk door partijen worden opgevolgd. Bahá’ís onderkennen een verband tussen de recentelijk geopenbaarde goddelijke wil en het toenemende inzicht in de wereld. Oorlog is allengs niet meer “de voortzetting van de diplomatie met andere middelen”, zoals de 19e-eeuwse strateeg Carl von Clausewitz het formuleerde. Vreedzame oplossingen trekken steeds wijdere kringen, ook stijgen de risico’s door het wapen-ABC van schurkenstaten of fanatiekelingen.
Pas in de huidige era is wereldvrede de bekendgemaakte wil van de Maker van de mensheid. Christus was naar eigen zeggen niet gekomen voor de vrede; Mohammed zegende de strijd voor de zaak van God. Bahá’u’lláh is de eerste Profeet die de eenheid van de mensheid in Zijn leer vooropstelt en het wettelijk geweld tot “dienares van de gerechtigheid” verklaart. Tijdens Zijn leven (1817-1892) zijn alle coulissen van het wereldtoneel verschoven en de technologische rekwisieten gevonden voor de enscenering van nieuwe tijden.
Nooit eerder heeft de mens in een enkele eeuw zoveel baanbrekends ontdekt en uitgevonden als tussen 1850 en 1950. Alles is wetenschappelijk en technologisch gereed voor een nieuwe wereld. Onderwijl raken de volkeren meer en meer in elkaar verstrengeld en ontstaat er een wereldwijde orde die de oude, nationale stelsels langzaamaan overschaduwt. Met de jaren ontrollen steeds meer patronen van de Wereldorde van Bahá’u’lláh die verborgen blijft voor de velen die er niet naar omzien.
Bijvoorbeeld: De tanende soevereine macht
Het begrip “souveraineté” (van Lat. superanus, superieur) is bedacht door de politieke filosoof Jean Bodin (1530 - 1596) die in dienst stond van de Franse koning. Hij stelde dat de soevereiniteit van de staat de hoogste, meest absolute en tijdloze macht is. De vorst had geen hogere macht boven zich en was alleen verantwoording verschuldigd aan God. Die uitleg leidde tot het absolutisme (“L’état, c’est moi”, Louis XIV). Bodins idee van de staat is met de 19e eeuw ondergegaan, maar de grenzen van een staat zijn nog steeds heilig. In de Europese Unie hebben “soevereine” (beter: autonome) staten besloten bepaalde bestuurstaken gezamenlijk uit te voeren. Zij delegeren een deel van hun taken aan de unie die zelf geen staat is. Ook hebben zich de staten volkenrechtelijk aan supranationale verdragen gebonden en zijn allen met collectieve gevaren geconfronteerd die hen naar elkaar toe bewegen.
(> Global Issues)
Lang voordat de noodzaak van een nieuw sentiment verscheen, had Bahá’u’lláh de oude vaderlandsliefde uitgebreid tot de Aarde. De nieuwe mens moet er een eer in stellen “de wereld lief te hebben”, want: “De helderheid van het vuur van uw liefde zal zonder twijfel de strijdende volkeren en geslachten op aarde samensmeden en verenigen, terwijl de felheid van de vlam van vijandschap en haat slechts strijd en vernietiging kan teweegbrengen.”
Bloemlezing uit de Geschriften van Baha'u'llah, p. 61)
Bijvoorbeeld: De absurditeit van de oorlog
Bahá’ís beschouwen politieke eenwording als teken van volwassenwording. De evolutie van het individu weerspiegelt zich, in tijd vertraagd, in de mensheid als organisme. Het geheel heeft eveneens leren lopen en praten als een kind en leert nu relatief snel de ene na de ander puberale onverantwoordelijkheid af. Dit leerproces wordt aangejaagd door planetaire bedreigingen waar kortgeleden niet eens woorden voor bestonden, zoals de “klimaatverandering”, de “kredietcrisis” of de “Global War on Terror”.
Terwijl de laatste grote mogendheden tegen de grens van hun capaciteiten oplopen, wordt de roep luider naar een politieke en militaire machtvergroting van de Verenigde Naties. Bahá’u’lláh spreekt van de noodzaak van een wereldbondsstaat en een paramilitaire macht van de volkeren om de vrede op Aarde samen te bewaren, ook bij zware binnenlandse conflicten.
Volkerenbond en latere VN zijn oorspronkelijk voortgekomen uit de 19e-eeuwse angst voor de groeiende kosten aan goud, doden en verminkten van de oorlog met houwitsers en machinegeweren die wel tweehonderd kogels per minuut afvuurden. Die angst bleek gegrond. Na de Eerste en Tweede Wereldoorlog is met de nucleaire arsenalen een ultieme bedreiging verrezen. Een waterstofbom kan een pulserende miljoenenstad in een bliksemschicht verpulveren. De oorlog in Irak en Afghanistan heeft alleen de VS tot 2009 bijna 1 biljoen dollar gekost.
God verkondigt bij monde van Bahá’u’lláh dat het recht op oorlogvoering (anders dan uit zelfverdediging) “gewist (is) uit het Boek”. De tijd zal leren dat zich de oorlog daarom tegen de oorlog heeft gekeerd.
'Abdu'l-Bahá over de wereldvrede
Clingendael over militair geweld
Bijvoorbeeld: De atomen en de talen
Als “eerste teken van volwassenwording” van de mensheid noemt Bahá’u’lláh de ontdekking van de kunst (“filosofie”) atomen tot elementen te recombineren. Honderd jaar geleden gingen de chemici er nog van uit dat atomen ondeelbaar zijn; rond 1950 kende het periodieke systeem 98 elementen, nu zijn het mogelijk 124 “oerstoffen”, waaronder superzware elementen die slechts een duizendste seconde existeren en niet in de natuur bestaan. Bovendien is de splitsing (fissie) van radioactieve elementen kerntechnische routine en is er een internationaal superexperiment voor stellaire atoomfusie (samensmelting) opgezet die over een halve eeuw de winning van schone kernenergie uit water belooft. (> ITER)
Het tweede kenmerk voor de naderende mondigheid van het mensdom is het kiezen van een al dan niet bestaande taal die op alle scholen van de wereld de kinderen zal worden bijgebracht. Ook in die richting tekenen zich ontwikkelingen af. Door de supranationale organisatie van het leven op Aarde ontstaan immense kostenproblemen. Alleen de Europese Unie besteedt jaarlijks een miljard euro aan vertalers, tolken en researchers voor de 23 officiële talen, waaronder Iers en Maltees.
Ook de VN maken hoge kosten voor kruiswijze vertalingen, ook al kent deze wereldorganisatie slechts zes erkende talen: Arabisch, Chinees (Mandarin), Engels, Frans, Russisch, Spaans. De talendienst van de VN met zijn academisch opgeleide160 vaste en talrijke freelance vertalers produceert jaarlijks 50 miljoen woorden. Een researchbureau brengt de zestalige VN-woordenschat dagelijks op de nieuwste stand. In acht steden wereldwijd onderhoudt de UN Interpretation Service eigen bureaus.
Het Babylonische dilemma van de mensheid vloeit voort uit rond 6.900 levende talen, waarvan er slechts circa 500 nagenoeg uitgestorven zijn. Internet verhoogd de vraag naar een praktische oplossing in vorm van een “auxlang”, een international auxiliary language, afgekort IAL. Daar wordt sinds de 19e eeuw aan gewerkt. Esperanto ligt staat qua verspreiding en maturiteit aan de top van de meer dan twintig vroeger of later geconstrueerde talen. Van een wereldwijde voorkeur voor het Engels is geen sprake, ook al spreekt de helft van de Europeanen het ngels als moedertaal of vreemde taal. Het Engels is (na het Mandarin) de tweede moedertaal ter wereld, maar vele taalculturen staan er politiek gereserveerd tegenover.
Esperanto is ontworpen om mensen uit verschillende culturen met elkaar op gelijke hoogte te laten communiceren. Het is in 130 jaar een volwaardige taal geworden, waarin alle nuances van het menselijk denken en voelen kunnen worden uitgedrukt. Ze is bedacht door de Poolse oogarts en filoloog Ludovic Lazarus (Lejzer) Zamenhof die in 1887 onder het pseudoniem “Esperanto” (= iemand die hoopt) het eerste boekje over de taal publiceerde. Zijn dochter, Lidia Zamenhof, sloot zich aan bij de bahá’ís toen ze ontdekte dat het levenswerk van haar vader Gods bedoelingen weergaf. Een tweede taal voor alle mensen behoort tot de elementen van de Wereldorde van Bahá’u’lláh, en een kunstmatige hulptaal als optie wordt uitdrukkelijk genoemd.
> Een uitvoerig artikel over hulptalen in de Engelse Wikipedia
> Een artikel over de toekomst van het Engels
> Een uitvoerig artikel over Esperanto
Bijvoorbeeld: De geschreven communicatie
In het concept van een nieuwe wereldorde onderstreept Bahá’u’lláh tegen het einde van de 19e eeuw ook de noodzaak van een akkoord over de maten, gewichten en andere standaards waarvan de mensheid zich in handel en wandel bedient. Hij reflecteert daarmee de geest van de tijd. Al in 1875 komt er een internationale Meetbijeenkomst in Parijs met als doel: eenvormigheid van metingen als zo mogelijk wereldwijd bindend systeem. Het stelsel werkt in principe sinds 1799 in Frankrijk en ontwikkelt zich vanaf dat moment tot het huidige internationale SI-stelsel van eenheden.
De eerste van de nu zeven grote standaards werd in 1889 de “X meter”, gedefinieerd als de afstand tussen twee inkepingen op een staaf van 90% platina en 10% iridium. Dat werd in 1983 veranderd in de afstand die licht in 1/299.792.458 seconde in een vacuüm aflegt.
Normalisatie bleef in vroeger tijden beperkt tot praktische afspraken binnen locale of heerschappelijke marktverbanden. Ook voor het gebruik van talen en de spelling van woorden waren er geen algemene regels. De filosoof Gottfried Leibniz droomde driehonderd jaar geleden al van een “alfabet van het denken”, een soort tekenschrift voor heldere gedachten, met “characteristica universalis”. Daarmee hoopte hij de Babylonische spraakverwarring onder de geleerden wiskundig te beslechten.
In onze tijd tracht het geleerde “Unicode Consortium” de wereld van tekens, letters en andere data te ordenen en te normaliseren. “Unicode” werkt samen met het “World Wide Web Consortium”(W3W) en de “Internationale Organisatie voor Standardisatie”(ISO) die alleen al 20 duizend internationale standaards heeft vastgelegd en er jaarlijks meer dan duizend aan toevoegt.
Ook voor transliteraties van het ene schrift in het andere bestaan standaards, samengevat in de “ISO 15924”. Alle talen kunnen met het Latijnse alfabet worden geschreven, soms met extra fonemen zoals bij het Chinese Pinyin of het Japanse Rōmanji. Voor transliteraties van Arabische (en Perzische) teksten worden nog steeds verschillende systemen toegepast. De moedertaal van de bewoners van Malta is de enige Semitische taal die zich van het Latijnse alfabet bedient. *
De oorspronkelijk uit het Etruskische en Griekse schrift afgeleide lettering is ook het standaardschrift (ASCII) geworden van de telegrafie en het internet en het huidige Unicode Transformation Format van e-mail en web pages, het UTF-8, waarvan zich ondertussen bijna 400 miljoen gebruikers bedienen. Daarmee heeft de wereld ten aanzien van een gezamenlijk schrift mogelijk al een praktische keuze gemaakt.
P.S.
Van Wikipedia bestaat sinds 2001 ook een editie in het Esperanto dat met Latijnse letters wordt geschreven. Zamenhof, de schepper van de taal, heeft aan de oorspronkelijk 21 (nu 26) letters nieuwe klanksymbolen toegevoegd en er andere uit weggehaald, de q, w, x en y. Het Esperanto-alfabet met zijn 23 medeklinkers en vijf klinkers functioneert wereldwijd. Er bestaan bijvoorbeeld Chinese gedichten, symfonische liederen en openbaringsteksten van Bahá’u’lláh in het Esperanto. De gemiddelde student leert die taal meer dan tien keer zo snel als eenvoudig Engels.
*) Bahá'ís gebruiken sinds 1923 voor hun geschriften een door Shoghi Effendi
vastgelegd systeem dat berust op de standaard van het Tiende Internationale Congres van Oriëntalisten, Genève, 1894.
> Denkstuk over een wereldschrift
> Internationalisatie van het web
> Over de geleerde communicatie
> The Bahá'í Orthography
Resumee
De toekomstige wereld volgens de bahá’í geschriften – door Shoghi Effendi
De eenheid van het mensenras, zoals aangegeven door Bahá'u'lláh, sluit de oprichting in van een wereldgemenebest, waarin alle natiën, rassen, geloven en klassen nauw en duurzaam worden verenigd en waarin de autonomie van zijn lidstaten en de persoonlijke vrijheid en het initiatief van de onderdanen definitief en volledig worden gewaarborgd. Dit gemenebest moet, voor zover wij het ons kunnen voorstellen, bestaan uit een mondiaal wetgevende macht, waarvan de leden als de gevolmachtigden van de gehele mensheid, uiteindelijk het beheer zullen voeren over alle hulpbronnen van de samenstellende natiën, en die wetten zullen uitvaardigen welke noodzakelijk zijn om het leven te ordenen, aan de behoeften te voldoen en de verhouding tussen alle rassen en volkeren onderling in goede banen te leiden.
Een mondiaal uitvoerende macht zal, gesteund door een internationaal leger, de genomen besluiten uitvoeren en de wetten, uitgevaardigd door deze mondiaal wetgevende macht, in toepassing brengen en de organische eenheid van het gemenebest waarborgen. Een wereldgerechtshof zal uitspraak doen en een eindvonnis wijzen inzake elk meningsverschil dat eventueel rijst tussen de verschillende delen, waaruit dit universele stelsel bestaat.
Een intercontinentaal communicatiesysteem zal ontworpen worden, dat de gehele aarde omvat, vrij is van alle nationale hinderpalen en beperkingen, en dat met wonderbaarlijke snelheid en volmaakte regelmaat zal functioneren. Een wereldmetropolis zal als zenuwcentrum van een wereldbeschaving dienen, het brandpunt waar de verenigde levenskrachten samenkomen en van waaruit de bezielende invloeden zullen uitstralen.
Een wereldtaal zal [uitgevonden en/of] gekozen worden uit de bestaande talen en zal op de scholen van alle natiën behorende tot de statenbond, onderwezen worden als hulptaal naast de moedertaal. Een wereldschrift, een wereldliteratuur, een wereldmuntstelsel, uniforme maten en gewichten zullen het verkeer en het begrip tussen natiën en volkeren vereenvoudigen en vergemakkelijken. In zo'n wereldgemeenschap zullen wetenschap en religie, de twee machtigste krachten in het leven van de mens, zich met elkaar verzoenen, samenwerken en zich harmonieus ontwikkelen.
De pers zal binnen zo'n stelsel de uitingen van de verschillende inzichten en overtuigingen van de mensen tot hun recht laten komen, en niet langer op schadelijke wijze gehanteerd worden door de gevestigde belangen, zij het persoonlijke, zij het algemene, en zal vrij zijn van de invloed van wedijverende regeringen en volkeren.
De economische hulpbronnen over de gehele wereld zullen worden georganiseerd, de bronnen van grondstoffen zullen worden aangeboord en ten volle worden benut, de markten daarvan zullen worden gebundeld en ontwikkeld en de verdeling van de producten zal rechtvaardig worden geregeld.
Nationale wedijver, haat en intriges zullen ophouden te bestaan, terwijl rassenvriendschap, begrip en samenwerking de plaats zullen innemen van rassenhaat en vooroordeel. De oorzaken van godsdiensttwisten zullen voorgoed verdwijnen, economische barrières en restricties zullen volledig worden afgeschaft en buitensporige klassentegenstellingen zullen vervagen. Uiterste armoede aan de ene kant en grove opeenhoping van privébezit aan de andere kant zullen verdwijnen.
De reusachtige krachtsinspanningen, verkwist en verspild aan oorlog, zij het economisch of politiek, zullen gewijd worden aan die doeleinden, welke de reeks van uitvindingen en de technische ontwikkelingen zullen vergroten, de productiviteit van de mens zullen toenemen, aan het uitbannen van ziekte, de uitbreiding van wetenschappelijk onderzoek, het verhogen van het gezondheidspeil, het verscherpen en verfijnen van de menselijke geest, het exploiteren van ongebruikte en niet vermoede hulpbronnen op aarde, het verlengen van de levensduur van de mens en aan de bevordering van ieder hulpmiddel dat het intellectuele, morele en geestelijke leven van het gehele mensenras kan stimuleren.
Een wereldomvattend federaal systeem, dat de gehele aarde bestuurt en een onbetwistbaar gezag uitoefent over de onvoorstelbaar grote hulpbronnen, de idealen van oost en west vermengt en in zich verenigt, vrijgemaakt van de vloek en de ellende van oorlog, en gericht op de exploitatie van alle beschikbare energiebronnen op de aarde, een systeem, waarin macht tot de dienaar van gerechtigheid is gemaakt, welks bestaan wordt geschraagd door de universele erkenning van één God en de trouw aan één gemeenschappelijke Openbaring - dit is het doel waarnaar de mensheid, gedreven door de verenigde levenskrachten, zich beweegt.
'The Unfoldment of World Civilization', 11 maart 1936, opgenomen in 'The World Order of Bahá'u'lláh, blz. 162-163, 201-204) [48] - (Compilaties, Vrede)